Artikel door Geer Steyn in boek over Paul Grégoire
(pag. 65-67)


Paul Grégoire, een houvast in de chaos.

Rondom 1968, om de haverklap ludieke acties. Bestaan deze woorden nog?


In een opstandig cultureel klimaat op het gebied van de muziek, het toneel en de beeldende kunsten studeerde ik aan de Rijksakademie te Amsterdam. De akademie, een instituut van weinigen waar de ontwikkeling van talent voorop stond, werd als elitair beschouwd en was een mikpunt van buitenaf. Een instituut for the happy few, flink gesubsidieerd door de overheid tot ergenis van de andere academies. Buiten opstand en protest, binnen rust voor de studie, althans dat was de bedoeling.

De propaedeuse duurde twee jaar en Paul Grégoire verzorgde de beeldhouwlessen. Ik was aangenomen op basis van mijn werk, waar meer geloof dan een groot kunnen uitstraalde. De sfeer binnen de afdeling was plechtig en bevond zich in de lijn van de typische Hollandse beeldhouwers zoals Bronner, Andriessen en Wezelaar.
Je hoorde erbij en dat vertrouwen had Grégoire je gegeven vanaf het moment dat je binnen de akademie was. Een kleine bebaarde man in een nicotinekleurig colbertje die constant sigaretten inhaleerde via ongezonde longen.
In zijn lessen stond de waarneming van het menselijke model centraal als intermediair in de zoektocht naar “het beeld“. Hij zat nooit met zijn handen in je werk, hooguit tekende hij met een scherp mes op de klei om je op het juiste spoor te zetten. Hij kwam eens per dag in de klas waar we met z’n achten stonden (zie foto uit 1970).


Hij hanteerde het woord over de geaardheid van de klassieke beeldhouwkunst. Archètypische begrippen zoals stand, compositie en richting - De Arabesk, zijn gevleugelde woord - kwamen aan de orde. Hij was overtuigend en rotsvast.
Zijn taalgebruik in het overbrengen van die begrippen had iets anachronistisch en gaf ons studenten het gevoel het “bijna“ te begrijpen. Leren is vaak een pijnlijk proces.
Met het begrip “bijna“ creeërde hij een soort niemandsland, waarin je zelf keuzes moest maken en waar je het vooral zelf moest doen. Een paradijselijk afschuw was vaak het resultaat.
Zijn opmerkingen vormden een ijkpunt om verder te werken. Had je het wel begrepen was de vraag. De antwoorden moest je zichtbaar maken. Hooguit een goedkeurend knikje was de beloning bij een volgende rondgang. Hij was volhardend als een kompas, soms als een mentale inbreker.
De intensiteit van zijn taal was groot. Wat hij aan je klasgenoot vertelde gold vaak ook voor jou. Het lesgeven vermoeide hem, je had de indruk dat hij alles gaf.
Grégoire en Esser hadden ieder een professoraal atelier binnen de afdeling. Lesgeven en werken aan eigen beelden stonden dichtbij elkaar.
Na de rondgang keerde hij terug naar zijn eigen atelier, waar je als leerling bij uitzondering kwam, rechts in de beeldhouwgang. Een divan stond achter een gordijn waar hij uitrustte om vervolgens aan een groot beeld in steen verder te werken.

Diepgang


Beeldhouwen is een vak, meer nog een mentaliteit, haast een manier van leven. Zijn lessen beperkten zich niet tot de akademietijd. Soms kon je Grégoire bij andere gelegenheden ontmoeten, bij openingen of bevriende beeldhouwers.
Zo herinner ik mij zijn gloedvol betoog in huize Teeuwisse over diepere betekenissen van het leven en de beeldhouwkunst, waarbij het glas ruimschoots werd aangevuld totdat de fles leeg was. In de hoop op de laatste druppel nam hij met z'n niet meer synchroon lopende tanden een ferme hap uit het lege glas.

Overal protesten en inspraak


Buiten de akademie stond de culturele wereld op zijn kop. Er heerste minachting voor het begrip kwaliteit en talent. In de beeldende kunst werd de strijd gemakshalve teruggevoerd tot die van de figuratie tegenover de nonfiguratie. In de ogen van Grégoire was dit een schijndiscussie. Hij maakte ons bewust van objectieve, leesbare waarden: wat maakt materiaal tot een beeld; wat is verbeelding?

Hij was een ontmaskeraar, een onwrikbare gelijkhebber, verslaafd aan de Caballero, taai en antitheatraal.


Geer Steyn



Klasse foto 1970 :
boven van links naar rechts : Tony van de Vorst, Geer Steyn, Francesca Zijlstra, Mirjam Cobelens, Rob Mol, Els van Rees. Gehurkt van links naar rechts : Paul Grégoire, Pepe Grégoire, Ingrid Proveniers.